Mijter van de Bossche bisschop Sonnius (1506-1576)
vervaardigd: in de abdij van Tongerloo rond 1560
techniek: gouddraad geweven bezet met parels en edelstenen
afmetingen mijter: hoogte 39.7 cm; breedte 38.0 cm
afmetingen slippen: hoogte 36.2 cm; breedte 6.3 cm
bruikleen: van de bisschop van 's-Hertogenbosch
Catalogus tentoonstelling 1913
368. Bisschopsmijter
Op een met gouddraad bestikten grond zijn tanden, een middenband en aanvullend ornament gelegd van arabesken, uitgevoerd in parels, afgezet met roode zijde. Op de schuine kanten een verguld zilveren crête, bekroond door een peervormige knop. Van achteren hangen twee 0.057 m. breede banden, eveneens met parelen geborduurd en voorzien van gouden franje en vier peervormige hangers. Tusschen de parelen zijn overal halfedelsteenen geplaatst. De kap tusschen de beide fronten is van rood satijn, waarop ornament in goud geborduurd. Hoog 0.36, breed van onderen 0.31 en van boven 0.37 m. Omstreeks 1570.
De mijter is gemaakt tusschen 1560, toen Franciscus Sonnius tot eersten Bisschop van 's-Hertogenbosch werd benoemd in 1590, in welk jaar zij wordt vermeld in een oorkonde. Zie: Historia Episcopatus Silvaeducencis, p. 78.
| 89 |
Jan Kalf, Catalogus der Nat. Tentoonstelling van Oude Kerkelijke Kunst te 's-Hertogenbosch juni-september 1913 (1913) 89
Het Noordbrabants Museum
Mijter van de Bossche bisschop Sonnius (1506-1576)Mijter voor bisschop Franciscus van de Velde, Sonnius genaamd, de eerste bisschop van 's-Hertogenbosch. De geheel met gouddraad bedekte ondergrond is versierd met echte parels en edelstenen. Het patroon van de versiering is aan voor- en achterzijde gelijk. De patroonlijnen worden gevormd door rijen parels, waarlangs dunne met oranje (rode?) zijde geborduurde lijntjes. Langs de onderkant van de mijter en vertikaal in het midden een brede geborduurde rand. Langs de beide opgaande zijden van de mijter smallere randen. De randen zijn afgezet met rijen grote parels, waartussen een ornament van rijen kleinere parels. De 2 grote vlakken aan beide zijden van de vertikale middenrand zijn ingevuld met een bandpatroon van krullen, bloemen en bladeren, eveneens gevormd door rijen kleine parels. De afhangende slippen zijn op dezelfde manier versierd. Over de gehele mijter en de slippen verspreid zijn edelstenen aangebracht, in totaal 54. (Vgl. de opgave in de Catalogus van het Centraal Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch 1965-1966, pag. 7 nr. 1). Op de voorzijde langs de buitenste parelrand (alleen in de punt) een rose chenilledraad. Langs voor- en achterpunt en langs de slippen een smal bandje van gevlochten zilverdraad. Langs de gesloten zijkanten en langs de onderrand een gouddraadweefsel. Langs de beide punten een koper (brons? verguld zilver?) versierde rand, in het midden bekroond met een opgeschroefde punt van hetzelfde materiaal. De mijter en de slippen zijn gevoerd met rose-rode zijde. Over de voering is langs de onderrand van de mijter een verdikking aangebracht, waarover een strook keperzijde. Tussen beide punten een rode zijden stof, geborduurd met gouddraad. De beide slippen zijn met koperen (?) haakjes aan koperen (?) oogjes aan de mijter bevestigd. Onder aan iedere slip 4 koperen 'pegeltjes'. Bijbehorend een beschermhoes van gewatteerde katoen. Katoen: rose, glanzend, platbinding. Model als mijter, korte zijkanten onder open en te sluiten met 2 paar rose lintjes. |  |
Het Noordbrabants Museum (inv.nr. 14647)
Artikelen
| 1987 |
Margriet van Boven e.a.KunstafdelingBezoekersgids Noordbrabants Museum (1987) 41 |
Literatuur en bronnenpublicaties
Margriet van Boven e.a., Noordbrabants Museum (1979) 52
J.A. Frederiks e.a., De oude kerkelijke kunst in Nederland : Gedenkboek van nationale tentoonstelling te 's-Hertogenbosch in 1913 (1913) 52 (plaat XIX; figuur 31)
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 142
n: vermelding in een voetnoot
Bossche Encyclopedie |